Persoonsgerichte zorg is afgestemd op iemands persoonlijke behoeften, wensen en voorkeuren waarbij de zorgverlener de persoon niet als patiënt of cliënt, maar als mens benadert. De doelstellingen en expertise van de professional staan niet op de voorgrond.
Persoonsgericht werken betekent maatwerk.
Voor mij betekent dit dat je bij elke persoon opnieuw het warm water moet uitvinden, moet beginnen met een blanco blad.
Uit gesprekken met het werkveld
Als een drugsverslaafde aangeeft dat hij absoluut niet wilt stoppen met gebruiken, kan je als professional nog steeds iets betekenen, ook al komen jouw professionele doelstellingen misschien niet overeen met die van de persoon. Zoals, wat zijn de gevaren van materiaal hergebruiken? Dat is voor mij persoonsgericht werken. Velen hebben het daar moeilijk mee.
Uit gesprekken met het werkveld
De professional informeert, zodat gezamenlijke doelstellingen gekozen kunnen worden (shared decision making) en ondersteunt de persoon bij het halen van deze doelstellingen. De professional en persoon doorlopen samen een proces waarin ze werken aan een gedeelde visie om naar de uitdagingen en doelstellingen te kijken. Autonomie van de persoon is hierin belangrijk, wat impliceert dat je niet alleen mag uitgaan van wat een persoon niet kan, maar ook sterk focust op de persoon zijn talenten, krachten en op wat wel goed gaat.
Als we persoonsgericht werken zeggen we “ah, we zetten de persoon centraal”, maar die persoon in het midden weet niet altijd goed naar wie die moet kijken […] In plaats van de persoon centraal te zetten, moeten we de uitdaging centraal zetten.
Jasmine Buntinx, uit de podcast ‘Persoonsgericht werken’
Persoonsgericht werken betekent ook het soms durven loslaten van een persoon en erkennen dat de gestelde uitdaging niet past binnen je eigen werkkader. Maar loslaten betekent niet verlaten. Een goede kennis van de buurt en de verschillende buurtactoren is cruciaal om de persoon te helpen bij het vinden van actoren die in staat zijn om samen de uitdagingen aan te gaan.
Nu Maria met haar pols 6 weken in het gips zit, wordt het voor Jos een hele opgave om zijn vrouw te helpen in haar dagelijkse zelfzorg. Sowieso bleef hij tegenwoordig al wat in de buurt als Maria in de ochtend in de badkamer was. Ze heeft meer tijd nodig, af en toe wat hulp bij het aankleden of zuivere kledij kiezen. Nu dient hij haar echt met aankleden en andere zelfzorg te helpen. Hij merkt dat Maria regelmatig urineverlies heeft.
Jos maakt een afspraak bij de huisarts voor zijn jaarlijkse check-up. Patrick, de huisarts, kent Jos en Maria al meer dan 30 jaar. Maria kwam destijds regelmatig over de vloer, voor kleine dingen, ondertussen vertelde ze over het gemis van de jongste zoon, die door een ongeluk overleed als jonge gast; haar verdriet om het verlies van haar oudste zus; zorgen om de jongste zus die ook dementie heeft en al is opgenomen in een woonzorgcentrum.
Terwijl Patrick de routine onderzoeken opneemt vraagt hij aan Jos hoe het thuis gaat. Jos vertelt over de polsbreuk na een val, de toenemende zorg voor Maria en dat het vermoeiend is. Patrick luistert, knikt bevestigend en zet zich even naast Jos. ‘Dit laat het leven anders lopen dan gehoopt, jullie hadden nog zo veel plannen om samen van het leven te genieten.’ Jos beaamt het volmondig. ‘Ik hoop dat we nog lang samen kunnen blijven’.
Patrick suggereert of ‘Jos er aan gedacht heeft thuisverpleging voorlopig in te schakelen, met die gips is het toch helemaal niet evident om je plan te trekken’. Dat geeft Jos de kans om ondertussen de kippen te verzorgen in de tuin, zijn dagelijks ochtendroutine. ‘Als thuisverpleging al eens elke ochtend komt?’ ‘Dat kan helpen’ zegt Jos, ‘Hoe begin ik er aan?’
De huisarts maakt een voorschrift, ‘zou An, je dochter hierbij kunnen helpen? Bespreek het eens met haar’. Hij weet dat An regelmatig thuis langs komt; onlangs belde ze zelf met de huisarts.